top of page

EU in 2050: klimaatneutraal én een functionerende rechtsstaat?



Green Deal

In de winter van 2019 presenteerde de Europese Commissie de zogeheten Green Deal - een strategie met als einddoel een klimaat neutrale unie te bewerkstelligen voor 2050. De boodschap is duidelijk: lidstaten moeten in rap tempo verduurzamen.[1] Voor bepaalde lidstaten is dit echter een grotere opgave dan voor anderen. Vooral in Centraal- en Oost-Europa zijn lidstaten nog in een hogere mate afhankelijk van fossiele brandstoffen, waardoor de energietransitie juist daar meer geld zal kosten. Het meest in het oog springende voorbeeld is Polen, dat nog sterk afhankelijk is van fossiele brandstoffen als steenkool.[2] De Poolse regering stelt wel te willen vergroenen, maar alleen als de EU bijspringt met extra geld.

Juist Polen is momenteel verwikkeld in een conflict met de Europese Commissie over de toekenning van EU-fondsen. Dit alles heeft te maken met het veelbesproken rechtsstaatmechanisme - een nieuw instrument waarmee Europees geld kan worden ingehouden als lidstaten de rechtsstaat niet respecteren. Dit mechanisme is ook van toepassing op het Europees Herstelfonds, waardoor Polen voorlopig vele miljarden misloopt. Deze publicatie bespreekt de gevolgen voor de verduurzamingsopgave en doet aanbevelingen voor de Nederlandse positie in dit dilemma.


Poolse energietransitie

De productie van steenkool kent een belangrijke positie in de Poolse maatschappij; een groot deel van de economie berust erop en veel inwoners zijn afhankelijk van deze industrie voor werkgelegenheid. Mede daarom is de energietransitie binnen Polen een gevoelig onderwerp. President Andrzej Duda stelde in 2018 nog dat hij de Poolse mijnindustrie “niet zal laten vermoorden”.[3] Die houding lijkt de afgelopen jaren wat te zijn verzacht, deels omdat de negatieve invloeden van de kolenindustrie steeds meer zichtbaar worden; soms is de lucht zo vervuild dat scholen worden gesloten en mensen wordt aangeraden om thuis te blijven.[4] Dit toont de gevolgen van de situatie op het welzijn van de inwoners en benadrukt hiermee ook het belang van de Green Deal.

Polen staat dus voor de opgave om de kolenproductie uit te faseren. Tijdens de COP26-top in Glasgow stelde premier Mateusz Morawiecki dat er rekening dient te worden gehouden met het startpunt van landen in de energietransitie. Hierbij benadrukte hij dat Centraal- en Oost-Europese landen zich niet vrij konden ontwikkelen na de Tweede Wereldoorlog.[5] In historisch opzicht een valide punt, ware het niet dat andere postcommunistische landen een stuk verder zijn wat betreft het uitfaseren van fossiele brandstoffen. Ook lijkt Polen wel al kansen te hebben gehad om stappen te zetten in de energietransitie; binnen de ETS, het Europese emissiehandelssysteem, hebben Poolse bedrijven van 2013-2020 gratis emissierechten gekregen. De bedrijven hebben echter de keuze gemaakt om dit geld niet in te zetten voor de energietransitie, waardoor kolen een prominente plaats behielden in de Poolse energiemix.[6]

Los van de schuldvraag, toont de realiteit een grimmig beeld; Polen loopt ver achter in de energietransitie. In Glasgow erkende Morawiecki dat zijn land financiële steun nodig heeft om de doelen in zicht te houden. Volgens hem dient er een eerlijke transitie plaats te vinden, die gestoeld is op de gedachte dat Westerse landen ook lange tijd fossiele brandstoffen hebben verbruikt om op het huidige punt te komen.[7]


Bron: [2]

Just Transition Fund

Om tegemoet te komen aan de eis voor een eerlijke transitie bestaat het Just Transition Fund (JTF). Dit transitiefonds moet ervoor zorgen dat achterlopende regio’s worden gesteund in de energietransitie, op een manier die eerlijk is voor alle belanghebbenden. Het fonds gaat uit van een regionale aanpak, waarbij ook enkele Nederlandse regio’s in aanmerking komen. De investeringen worden voornamelijk gebruikt om benodigde economische hervormingen te financieren, bijvoorbeeld door startups te steunen die voor economische diversificatie zorgen. Ook kan het fonds onder andere worden aangewend voor het omscholen van werknemers en het stimuleren van de circulaire economie.[8] Het JTF voor de periode 2021-2027 bedraagt 17,5 miljard euro voor de gehele EU.[9] Echter kost de Poolse energietransitie alleen al 10 tot 13 miljard euro per jaar.[10] Het JTF is ook niet bedoeld om de volledige transitie te financieren, maar deze cijfers zetten de omvang van het fonds wel in perspectief. Het grootste deel van de financiering van de energietransitie zelf zal voort moeten komen uit nationale middelen en EU-subsidies, waaronder ook het Europees Herstelfonds waar Polen voorlopig geen cent van ontvangt.

Alternatieve oplossingen

Er is het afgelopen jaar veel gediscussieerd over de rechtsstaatskoppeling, maar hierbij wordt doorgaans voorbijgegaan aan de vertraging die de energietransitie kan oplopen door inhouding van EU-gelden. Het gaat hierbij niet alleen om Polen; de mogelijkheid bestaat dat er in de toekomst meer landen zijn die worden gekort op hun EU-fondsen en daardoor niet in staat zijn geplande hervormingen door te voeren. Het is echter van groot belang een oplossing voor dit probleem te vinden die geen afbreuk doet aan het rechtsstaatmechanisme. Dit mechanisme was een harde eis van Nederland in de Europese begrotingscrisis van 2020 en de discussie omtrent de energietransitie mag niet gebruikt worden om de angel uit het instrument te halen. In een ideale wereld zouden de lidstaten in kwestie de rechtsstaat herstellen en zodoende zelf zorgen voor het vrijkomen van de fondsen, maar de politieke realiteit leert dat het huidige systeem kan zorgen voor serieuze vertraging van financiering. Het zou daarom een goede zaak zijn als lidstaten onderzoeken hoe men de energietransitie kan voortzetten, zonder hierbij in te geven aan de Poolse eis om het rechtsstaatmechanisme te verslappen.

Geschreven door: Kevin Menagie (track DEU), Joanne de Waard (track DAM), Michelle Bokking (track DEU), en Lotte Toet (track PV NY)


Disclaimer - stukken geschreven door the West Wing zijn geschreven op basis van de persoonlijke opvattingen van haar schrijvers en representeren niet het gedachtegoed van het ministerie van Buitenlandse Zaken.



 

Bronnen:


bottom of page